Veel mensen beschouwen dromen als het belangrijkste deel van de slaap. Sinds prehistorische tijden heerst de opvatting dat dromen boodschappen van bovennatuurlijke oorsprong bevatten. Meestal wordt die boodschap in cryptische vorm doorgegeven en moet hij geduid worden.

Sigmund Freud omschreef dromen als ‘de koninklijke weg naar kennis over de rol van het onbewuste in het geestelijk leven’. De gedachte dat dromen, zoals Freud zei, ‘brieven aan onszelf’ zijn die belangrijke informatie bevatten over verborgen emoties, geniet bij de leek nog brede steun.

Wetenschappers staan doorgaans wat sceptischer tegenover dergelijke opvattingen. Sommigen beschouwen dromen als niet meer dan een bijkomend verschijnsel van het slaapproces, zonder enig doel of betekenis. De meest gangbare theorie is echter dat de hoge hersenactiviteit tijdens dromen een functie heeft bij het opruimen, sorteren, opslaan en wissen van herinneringen. De droomslaap vervult daarmee een rol bij zowel onthouden als vergeten.